Over kynisme en cynisme

Sinds het verschijnen van Peter Sloterdijks Kritiek van de cynische rede, nu ruim twintig jaar geleden, is het bon ton geworden om het onderscheid tussen kynisme en cynisme te hanteren als een oppositie tussen filosofisch getint non-comformisme enerzijds en doortrapt immoralisme anderzijds. Voor de eerste houding staan de presocratici model, met in de eerste plaats Diogenes van Sinope, de man die de ascese van de stiliet transformeerde in het besmuikte lachen van de kritische observator in zijn ton.

Slapend in de antieke zon op de agora, is hij volgens de overlevering de man die, bewonderd door Alexander de Grote, onaangedaan elke aanspraak op macht weigert. Het verhaal is bekend en ontelbare keren naverteld. Wanneer Alexander hem vraagt wat hij verlangt, daarbij suggererend dat hij werkelijk alles mag vragen, antwoordt Diogenes hem: 'Ga uit mijn zon.' Deze generale repetitie van de verleiding van Jezus van Nazareth in de woestijn (waar de duivel hem ongeveer dezelfde vraag stelt), wordt dus beantwoord met een weigering van elk opportunisme. De kynikus, die zich volgens de bekende etymologische verklaring gedraagt als een hond (kuoon in het Grieks), is immuun voor de wanen van macht en rijkdom, hij boert als de machthebber langskomt (hij zou hem, heden ten dage, een taart in het gezicht kunnen gooien, bijvoorbeeld). Minder belicht is het feit dat het aanbod van Alexander zelf van het tegenovergestelde van filosofisch kynisme getuigt, namelijk van puur machtscynisme - een houding waarvoor Sloterdijk de Groot-Inquisiteur uit Dostojevski's De gebroeders Karamazov model laat staan. Wanneer Alexander de man in de ton zijn voorstel doet, is dat eigenlijk moreel pervers. Ten eerste is Alexander er duidelijk op uit met zijn zogezegde bewondering deze onkreukbare nu eens en voorgoed te kreukelen door hem een niet af te slaan voorstel te doen. Alle macht, aanzien, rijkdom: het wordt hem voor de voeten gegooid. Alexander is helemaal niet zo filosofisch geïnteresseerd als de vrome interpretaties van dit verhaal voorgeven: hij is er, als een rasecht gehaaid politicus, op uit om aan te tonen dat die praatjesmaker in zijn ton (die hij uiteraard heimelijk bewondert met een soort afgunst) ook wel voor de bijl zal gaan, net als iedereen. Met andere woorden: de antieke held is eropuit de anti-held eens en voor altijd onderuit te halen. De legendarische ontmoeting is niet meer of minder dan het Endgame van het antieke heroïsme. 'De geest kan de macht niet dienen, maar de macht houdt ook niet van de dienaars van de geest,' schreef Leopold Weiss ooit. 

(Stefan Hertmans in “De mobilisatie van Arcadia”, p. 166)